Category Archives: Open Source Software

Business case: Zarafa vs. Microsoft Exchange

In de ict is het gebruikelijk om voor productkeuzes een business case op te stellen. Dit belicht de bedrijfsmatige en vaak financiële kant van de verschillende alternatieven. Zo kan een afgewogen en verstandige keuze gemaakt worden voor bijvoorbeeld een nieuwe applicatie.

In een business case worden zo veel mogelijk aspecten meegenomen die de kosten beïnvloeden. Hierbij kan gedacht worden aan kosten voor hardware, stroom, rackspace en licentiekosten. Ook minder voor de hand liggende aspecten zoals kosten voor implementatie, migratie en beheer moeten in de berekening worden meegenomen. Deze berekening wordt total cost of ownership (tco) genoemd. In de tco zitten alle kosten die het gebruik van een toepassing met zich meebrengt.

Veel organisaties willen financieel profiteren van de mogelijkheden die open source software hen biedt. Een van de mogelijkheden is Microsoft Exchange te vervangen door Zarafa Collaboration Platform. Beiden betreffen mail/groupware-software en kunnen naadloos met Microsoft Outlook werken. De vraag die velen bezighoudt is natuurlijk: hoeveel kan er bespaard worden? Dit artikel beschrijft de business case van Zarafa versus Microsoft Exchange. Voor beide producten is een tco-berekening gemaakt waarbij (nagenoeg) alle denkbare kosten zijn meegenomen.

Soms is het erg lastig om een goede tco-berekening te maken. Op verschillende punten zijn applicaties niet vergelijkbaar, bijvoorbeeld omdat de licentiestructuur verschillend is. Bovendien zijn er altijd aspecten die je niet kan kwantificeren. Een voorbeeld hiervan zijn de kosten van incidenten. De eerste vraag die daarvoor beantwoord moet worden, is het gemiddeld aantal incidenten van een applicatie. Hoe is dat objectief vast te stellen? Hoe kan bovendien de schade die een organisatie oploopt door downtime vastgesteld worden? Dit wordt sterk beïnvloed door het belang van de applicatie voor de betreffende organisatie.

Voor de lastig te bepalen aspecten worden aannames gedaan. Alle aannames in deze tco-berekeningen zijn aangegeven. Hierdoor kan de lezer zelf bepalen wat de invloed is als deze aannames gewijzigd worden of komen te vervallen.

De business case

In deze case wordt een fictief bedrijf met vijfhonderd medewerkers gebruikt. Deze organisatie heeft noch kennis en ervaring met Exchange, noch met Zarafa. Men wil het zelf hosten op een enkele fysieke server. De overige aannames zijn:

– De tco-berekeningen zijn gemaakt over een periode van drie jaar en zes jaar.
– Voor de licentiekosten van Exchange is met opzet niet gekozen voor de Software Assurance, dit zou de licentiekosten voor Exchange substantieel hoger maken (50 tot 75 procent hoger). In de berekening van zes jaar worden in jaar vier de licenties nogmaals gekocht omdat er dan net als bij Zarafa niet alleen updates, maar ook upgrades beschikbaar zijn. Zo zijn de alternatieven beter vergelijkbaar.
– Vijfhonderd gebruikers kunnen op een enkele server draaien.
– Voor alle softwareproducten is een versie met support genomen.
– De kosten van incidenten en schade door downtime zijn buiten de tco-berekening gehouden omdat deze niet op voorhand zijn vast te stellen.
– De implementatiekosten voor Zarafa zijn inclusief een testmigratie en fixed price.
– In de tco-berekening is ervoor gekozen de licentiekosten en subscriptiekosten in een keer te voldoen (in plaat van over drie jaar af te schrijven). Dit zal de meest voorkomende situatie zijn.
– Speciale (branche)kortingen en surfcontracten zijn buiten beschouwing gelaten.
– De prijzen voor het Microsoft Exchange-alternatief zijn door een Microsoft-partner aangeleverd.
– Er is geen sprake van een voorkeur voor één van de alternatieven, functioneel acht ik beide producten gelijk.

In de tco-berekening zijn meegenomen:

– Hardware (stelpost voor beiden gelijk gehouden).
– Spare parts (stelpost voor beiden gelijk gehouden).
– Hardware support (stelpost voor beiden gelijk gehouden).
– Stroom (stelpost voor beiden gelijk gehouden).
– Rackspace (stelpost voor beiden gelijk gehouden).
– Licenties en/of subscripties.
– Implementatiekosten (installatie en inrichting).
– Ten behoeve van de berekening van migratiekosten wordt uitgegaan van een migratie van Exchange naar een nieuwe versie van Exchange of van Exchange naar Zarafa).
– Beheerkosten (in beide gevallen kan beheer in vier uur per maand uitgevoerd worden, echter vanwege een lager beheertarief in het Microsoft Exchange-alternatief, vallen de beheerkosten daar lager uit).
– Opleidingskosten (in beide gevallen is gekozen voor certificering van zowel operating systeem als de groupware software).

Natuurlijk kunnen in een specifieke situatie of organisatie de uitgangspunten verschillen. Deze business case is zo generiek mogelijk gehouden om de significante verschillen aan het licht te brengen.

Resultaten

Zarafa vs. Microsoft Exchange

Het eerste vergelijk is over een periode van drie jaar. In dit kostenoverzicht is te zien dat het Zarafa-alternatief goedkoper is over een periode van drie jaar. Ook is te zien dat in beide gevallen de meeste investeringen in het eerste jaar vallen. Dit heeft te maken met de aanschaf van hardware, licenties/subscripties, implementatie en migratiekosten. De subscripties van Zarafa geven recht op updates en upgrades. De licenties van Microsoft geven alleen recht op updates. In deze berekening zien we een besparing van ruim 28 procent in het voordeel van Zarafa.

Zarafa vs. Microsoft Exchange

 

 

In een grafiek is een en ander als volgt voor te stellen.

 

 

 

Zarafa vs. Microsoft Exchange

Het tweede vergelijk betreft een periode van zes jaar. In dit tweede vergelijk is het verschil tussen Microsoft Exchange en Zarafa groter geworden, zowel absoluut als procentueel. Ook hier geeft de Zarafa-subscriptie recht op zowel updates als upgrades. De gekozen licenties van Microsoft geven alleen recht op updates. Om toch een eerlijk vergelijk te maken worden daarom in jaar vier de Microsoft-licenties opnieuw gekocht zodat ook een upgrade kan worden uitgevoerd. Dit verklaart de extra kosten bij Exchange in jaar vier. Indien deze strategie niet wordt gevolgd, zou na zes of zeven jaar een break even-punt bereikt kunnen worden. De consequentie is dan dat dezelfde versie zes of zeven jaar te gebruiken is, zonder te (kunnen) upgraden. In deze berekening is de besparing van het Zarafa-alternatief ruim 36 procent.

Zarafa vs. Microsoft Exchange

 

 

In een grafiek is een en ander weer als volgt af te beelden.

 

 

 

Conclusies

De tco-berekening laat zien dat deze business case aantoont dat met Zarafa kosten kunnen worden bespaard in vergelijk met Microsoft Exchange (25 procent over drie jaar en 36 procent over zes jaar). Hoewel deze verschillen procentueel klein lijken, gaat het om ruim 24.000 euro over drie jaar en ruim 53.000 euro over zes jaar. Dit zijn bedragen waarmee zinvolle dingen te doen zijn, zoals betere apparatuur aanschaffen, extra support inkopen of opleidingen volgen.

Naast de bovenstaande conclusie zijn er enkele relevante kanttekeningen te maken:

– Los van de kosten van licenties en subscripties zijn er veel open source softwaretools te vinden die het operationeel houden van Zarafa kunnen vereenvoudigen en verbeteren. Bijvoorbeeld monitoring tools (zoals Nagios of OpenNMS), deployment tools (Cobbler, Coan) of ten aanzien van configuratiemanagement (Puppet).
– Als een organisatie per se gebruik wenst te maken van een van de alternatieven, dan is een financieel vergelijk zinloos. Een duidelijke voorkeur zal bepalend zijn voor de keuze.
– In de tco-berekening is uitgegaan van gelijke (fysieke) hardware. Microsoft Exchange-experts houden als ‘vuistregel’ een maximum van vijfhonderd gebruikers per fysieke server aan. Zarafa doet met IBM samen op dit moment onderzoek naar duizend gebruikers per fysieke server.
– Verwacht wordt dat de verschillen bij een multi-servers set-up (bijvoorbeeld wanneer er meer dan vijfhonderd gebruikers zijn of wanneer er maatregelen getroffen worden voor een hoge beschikbaarheid) groter worden in het voordeel van Zarafa.
– De Zarafa-subscripties geven recht op support van Zarafa zelf. Het aantal supportverzoeken is gekoppeld aan het aantal subscripties dat wordt afgenomen. Een dergelijke support is niet standaard bij Microsoft Exchange inbegrepen.
– De kwaliteit van de alternatieven (als in het aantal incidenten, gemiddelde incidentduur en bedrijfsschade als gevolg van downtime) zijn in deze tco-berekening, zoals gezegd, buiten beschouwing gelaten. Van deze gegevens was geen data beschikbaar. Uit mijn ervaringen van weet ik dat Zarafa ook op dat punt zeker niet achterblijft.

Een goed vergelijk op basis van een tco-berekening blijft erg moeilijk. Er zijn altijd wel verschillen te benoemen die aanleiding kunnen zijn tot een discussie. In deze business case is geprobeerd een zo zuiver mogelijk vergelijk te maken en de aannames te verwoorden. In antwoord op de vraag uit de inleiding kan gesteld worden dat er aanzienlijk bespaard kan worden door over te stappen van Microsoft Exchange naar Zarafa.

Dit artikel is verschenen op de site van Computable op 22-02-2011

Code management en open source met GIT

We kennen Linus Torvalds als de maker van Linux. Hij heeft daarnaast ook GIT gemaakt. GIT is een source code management systeem, dat zelf volledig open source is. Het combineert technische eigenschappen en sociale aspecten die het bij uitstek geschikt maken voor open source software projecten.

Dezelfde motivatie die destijds ten grondslag lag aan Linux zette Torvalds er ook nu toe aan om zelf iets te maken. Hij was namelijk ontevreden met hetgeen er al was. In zijn presentatie over GIT bij Google talk laat hij zich dan ook negatief uit over CVS (en in mindere mate over Bittracker). Beiden zijn source code beheer systemen met een voor Torvalds onwerkbare opzet (om verschillende redenen overigens). Het kon en moest beter besloot hij en het GIT-project was geboren. De afkorting GIT staat voor ‘Global Information Tracker’ alhoewel Wikipedia en de home site van GIT daar nog grappige alternatieven voor bieden.

Gedistribueerd

Een van de belangrijkste eisen die Torvalds aan een source code management systeem stelt is dat het gedistribueerd werkt. Dit betekent dat iedereen een eigen versie van de code heeft. De meeste source code management systemen werken daarentegen met een centrale repository (opslag van code) en dat heeft nadelen. De code is daarbij voor alle developers toegankelijk. Daarom zijn er bijvoorbeeld naamconventies nodig zodat code-takken niet dezelfde naam krijgen (ze moeten uniek blijven). Ook zijn er performance problemen. Een vergelijk van twee code-takken (een diff), gaat binnen een centrale repository niet snel genoeg, zeker niet wanneer ook andere developers tegelijkertijd dergelijk bewerkingen uitvoeren. Andere nadelen zijn dat het branchen (aftakken) en mergen (weer samenvoegen) van code-takken erg lastig is. Als laatste noemt Torvalds de noodzaak van security. Een centrale repository heeft een uitgebreide autorisatie nodig. In de praktijk levert dat altijd problemen op.

In het gedistribueerde model van GIT behoren de genoemde problemen tot het verleden. Iedereen heeft een eigen kopie van de code. Het branchen (aftakken) is eenvoudig en er is geen naam conventie nodig. Je kan immers zelf bepalen hoe je een nieuwe code-tak noemt. Ook mergen (samenvoegen) gaat eenvoudig. Performance en security zijn niet langer een issue, je bent immers de enige op het systeem. Code gaat ook niet snel verloren. Meerdere developers hebben een versie van dezelfde code op hun systeem. Tevens doet GIT een checksum (controle op basis van sha) van alle bestanden. Hierdoor komen onbedoelde veranderingen in code bestanden (bijvoorbeeld als gevolg van corruptie van bestanden) meteen aan het licht. De goede performance van GIT leidt tot een andere manier van werken. Doordat bewerkingen op code-takken veel sneller kunnen voer je deze bewerkingen ook makkelijker en dus vaker uit. Omdat daarnaast het branchen (aftakken) van een code-tak zo eenvoudig gaat, nodigt dit developers uit snel nieuwe dingen uit te proberen. Op een centrale repository is dat niet gewenst. Het uiteindelijke resultaat van deze werkwijze is betere code en dat is waar het om gaat.

Als een developer een goed stuk code heeft gemaakt, kan hij dat aan een andere developer geven. Omdat de code-takken makkelijk kunnen mergen (samengevoegd worden), kan het eenvoudig opgenomen worden in het software project. Middels de hiërarchie, die de mensen binnen een software project kennen, wordt bepaald welke code uiteindelijk opgenomen gaat worden. Het is daarmee gebaseerd op het netwerk van vertrouwen dat er tussen de verschillende developers bestaat. Binnen het Linux project is het uiteindelijk Torvalds die bepaalt welke code in de kernel opgenomen wordt.

Bazaar

Naast de technische aspecten interesseert GIT me om nog andere redenen. Het is wederom een mooi voorbeeld van de manier waarop een open source project gestart wordt. Iemand heeft een probleem en zorgt zelf voor een oplossing. Inmiddels werken er vele developers aan GIT mee, blijkbaar voorziet het bij meer mensen in een behoefte.

GIT is naar mijn idee bij uitstek geschikt voor open source software projecten. Het sluit goed aan bij de manier van software ontwikkelen binnen communities. Dit wordt ook wel de bazaar wijze van software ontwikkelen genoemd. Ook past het bij de sociale hiërarchie die binnen open source projecten gebruikelijk is. Commerciële (of defensie gerelateerde) bedrijven zullen mogelijk niet zo blij zijn dat iedere developer de complete code van een software project op zijn laptop mee neemt. Toch kan GIT bijdragen aan kwalitatief betere code, dat is iets dat ook voor deze bedrijven interessant is.

Eigenlijk verbaast het me niet dat juist Linus Torvalds, als grondlegger van het meeste bekende open source project ter wereld (Linux), een source code management systeem bouwt dat bij uitstek geschikt is voor open source projecten. Ik vraag me alleen af wat de marktadoptie is van GIT. Welke bedrijven gaan dit gebruiken?

Dit artikel is verschenen op de site van Computable op 20-01-2011

Olifanten doen het meestal met olifanten

Ik volg het ict-nieuws dagelijks en met een speciale interesse voor alles wat met open source software te maken heeft. Ik lees daarvoor ook iede3re dag verschillende websites. De laatste tijd zijn me een aantal berichten opgevallen.

Google wordt door Oracle aangeklaagd voor het schenden van software patenten in Java. Het inmiddels zeer populaire Android besturingssysteem voor smartphones zou op een ongeoorloofde manier gebruik maken van Java. De uitkomst van deze rechtszaak treft de bedrijven die gebruik maken van Android en dat zijn er veel. Overigens heeft James Gosling, de developer van Java, er wel een interessante eigen mening over.

Er was nog een bericht dat me opviel. LibreOffice splitst zich af van het OpenOffice project. SUN was sponsor van OpenOffice, maar door de overname van SUN is dit in handen gekomen van Oracle. Inmiddels is de community rond OpenOffice blijkbaar niet gelukkig met de koers die Oracle vaart. Men heeft gekozen voor een ingrijpende oplossing, een fork van het OpenOffice project. Oracle is verzocht zich hierbij weer aan te sluiten. Tot nu toe heeft Oracle geen stappen in die richting gezet. Andere organisaties hebben zich inmiddels wel bij LibreOffice aangesloten waaronder Red Hat, Free Software Foundation, Google, Canonical, Novell en Gnome.

Het derde dat me opviel was het bericht dat de Apache Software Foundation van mening is dat Oracle de licentievoorwaarden schendt van het (inmiddels) eigen Java product. Ze roept daarom de leden van het Java Community Proces op om tegen de nieuwe versie van Java (versie 7) te stemmen. Het dispuut richt zich hierbij op de Field-of-Use (FOU) beperking. De Apache Software Foundation stelt zich hierbij bijzonder strijdbaar op.

Nu zou je kunnen denken dat ik hier alleen naar Oracle kijk, maar dat is niet het geval. Zo heeft Microsoft TomTom aangeklaagd voor het gebruik van het file systeem (FAT) binnen de TomTom devices. Op internet werd gesuggereerd dat het een aanval tegen Linux betrof. Het beperkt zich wat mij betreft niet tot Oracle, maar betreft alle grote software bedrijven.

Onder vuur

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat open source software door grote software bedrijven aangevallen wordt. Een paar jaar geleden heb ik CEO van Open Invention Network Keith Bergelt ontmoet. Deze organisatie koopt software patenten met als doel Linux te beschermen en beschikbaar te houden voor de industrie. Patenten worden op een royalty-free wijze beschikbaar gesteld. Keith vertelde me toen al dat hij een toename van patent rechtszaken verwachtte. Hij noemde het toen ‘de stilte voor de storm’. Krijgt hij gelijk?

Is dit de manier waarop de grote software bedrijven proberen invloed te krijgen op de ongrijpbare open source software en de communities? Gaat ze dat ook lukken, of zijn de verschillende communities in staat zich hiertegen te verzetten? Vervallen deze bedrijven in hun ‘oude’ gedrag en zijn ze niet in staat om met een frisse blik te kijken? Bovendien vraag ik me af welke rol de Nederlandse overheid (of de Europese Unie) hierin zou moeten spelen. Nu de verschillende Europese overheden serieuze interesse tonen in open source software is het niet in het belang dat deze in diskrediet worden gebracht.

Dit artikel is verschenen op de site van Computable op 15-11-2010